Verhaal van Harrie Groenendaal als kind in de oorlog
Harrie was een kind toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak
Harrie Groenendaal werd op 11 april 1931 geboren en getogen in Gemonde. Als kind woonde hij met zijn ouders, broers en zussen in boerderij De Wielschehoeve in Gemonde. Hij was 9 jaar oud toen in Nederland de oorlog uitbrak. Hoewel hij echt wel dingen zag die niet voor kinderogen bestemd zijn, kan Harrie daar goed mee uit de voeten.
Daar is geen letter van gelogen. Harrie deelt zijn verhaal al vele jaren met iedereen die het wil horen. “Eigenlijk heb ik niks bijzonders meegemaakt”, bedenkt hij hardop om aansluitend te melden dat: “die Duitse soldaten veelal jonge jongens waren die ook maar gestuurd waren en geen keuze hadden. Het beste was ook om er maar een beetje mee hene te doen, dan kreeg je geen trammelant.”
In juni 1944, enkele maanden voor de bevrijding van Gemonde (op 23 oktober red), was een circa 40-koppige groep Duitsers enige tijd ingekwartierd bij hem thuis. “Ze hadden jeeps en motoren bij waarmee ze de omgeving verkenden. Er was echter ook een hele grote vrachtwagen. Die parkeerden ze uit het zicht bij ons thuis in de schuur en werd dag en nacht bewaakt. Het bleek dat die wagen vol munitie zat. Ze sliepen op de hooi en strooi zolder en hoewel het levensgevaarlijk was, werd daar zelfs gerookt. Ze dronken ook veel sterke drank. Als ze dan veel schnapps gedronken hadden ‘krulde’ het er en hadden ze feest. Wij sliepen ook boven, dus wij konden dat heel goed horen”, aldus Harrie.
Een van hen kon goed Nederlands. Hij sprak vaak met zijn vader Willem, die door hem steevast Willy werd genoemd. De kunstmest die het boerengezin thuis nodig had, maar zij niet aan konden komen werd vervolgens door deze Duitser geregeld. “Vanaf Gijzelaarskamp Beekvliet kwamen er vier gijzelaars lopend met een kruiwagen met zakken kunstmest naar ons thuis. Ze duwden om beurten. Ze waren gekleed in een streepjespak (een ouderwets gevangenistenue red.). Ik zie ze nog zo voor me”, memoreert Harrie.
Direct aan de hoeve gelegen lag een maisveld. Hierin hadden de Duitsers kanonnen verdekt opgesteld. Daarmee werden overkomende vliegtuigen van de geallieerden beschoten. Ook hadden zij hele diepe gaten gegraven waar ze rechtop in konden staan waarbij hun hoofd er nét bovenuit kwam. “Ik ben er vaak genoeg ingesprongen”, laat Harrie weten. Op een dag meldde zich in de hoeve een wat Harrie omschrijft als chique dame. “Ze was eerst bij de Duitsers in het veld geweest en kwam vervolgens binnen om nog wat te buurten met ons en die Duitsers. Het bleek later een dame van het ondergronds verzet die polshoogte kwam nemen van de situatie ter plekke. De Duitsers beseften dat daags erna ook. Die Duitse baas zei tegen mijn vader dat als ze terug zou komen er iets zou gebeuren”, zegt Harrie.
Zover kwam het niet met haar, maar binnen een paar dagen gebeurde er wel van alles. Nadat er plots allerlei vliegtuigen van geallieerden overkwamen vertrokken de Duitsers halsoverkop. Harrie lacht: ”Toen bleek dat ze altijd stiekem onze koeien een beetje gemolken hadden. Na hun vertrek gaven die namelijk veel meer melk.” Hij voegt toe: “Eerder hadden ze ook al een kalf van ons uit de wei gehaald en geslacht.” De kwieke Gemondenaar blikt er monter op terug. Zelfs de treffer die de Wielsche Hoeve kreeg, verpakt hij in humor. “Die boorde een groot gat in het dak en de zolder waar onze appelen lagen opgeslagen”, om te constateren: “Dat werd toen allemaal appelmoes.”
De aftocht van de Duitsers ging niet zonder slag of stoot. Zo werd er geschoten met zogenaamde fluiters. Die worden zo genoemd omdat je ze hoort aankomen. Bij inslag spatten ze uit elkaar en veroorzaken grote gaten. “Toen mijn vader en ik op een ochtend de koeien aan het melken waren hoorden we een fluiter aankomen. Ons pap en ik doken een diepe sloot in. Direct erna volgde de inslag waarbij er een grote scherf van die fluiter direct naast ons neerviel. Ons pap pakte het ding op, maar liet het ook direct los omdat het nog gloeiendheet was”, weet Harrie nog.
Terwijl onder andere de ‘fluiters’ hen om de oren vlogen, verbleef het gezin in de diepe kelder van de hoeve. Die werd door Duitsers op de vlucht nog steeds bezocht. “Op een gegeven moment kwam er een groepje Duitsers bij ons. Die zagen eruit als zwervers. Ze waren op zoek naar essen (eten). Mijn vader bakte zelf brood en wij slachtten ons eigen varken. Wij hadden dus brood en ham genoeg. Ze legden hun handgranaten gewoon op tafel en zetten hun geweren in de hoek. Mijn vader sneed wat brood, ze aten en bij vertrek richting Gestel, tikte er een op mijn vaders schouder als bedankje op zijn schouder”, memoreert Harrie. Hardop bedenkt hij: “Waar nu de Albert Heijn is, stond lang geleden Huize Sint Adrianus. (Een klooster van de Zusters van Liefde dat in 1944 zwaar beschadigd werd toen de nabijgelegen brug over de Dommel werd opgeblazen red.) Daarnaast stond een klein huisje waar Joodse mensen woonden. Dat weet ik omdat ze een ster droegen. Die kwamen altijd melk halen bij ons. Uiteindelijk waren die mensen weg. Voor ze verdwenen hebben ze een aantal kasten bij ons thuis neergezet. Na de oorlog zijn die kasten door familieleden opgehaald. Wat er met dat gezin is gebeurd en of ze het overleefd hebben weet ik niet”, zegt Harrie.
De Duitse soldaten die op hun vlucht meenden nog het een en ander op te eisen kwamen bij moeder Groenendaal bedrogen uit: “Ze kwamen binnen en vroegen om een fahrrad (fiets) en een paard. Mijn moeder zei dat ze het wel even aan de Duitse commandant zou vragen. Die was er helemaal niet maar ze maakten wel dat ze wegkwamen”, lacht Harrie. Zoals gezegd niet zonder slag of stoot. Er stond een gecamoufleerd Duits kanon opgesteld aan de Schijndelseweg op het kruispunt Spijt/Genenberg. “Toen de geallieerden kwamen schoot een Duitse soldaat op de eerste Engelse tank die aankwam. De tank erachter trof vervolgens het Duitse kanon en de soldaat. “Die heeft daar enkele dagen doodgelegen. Dat heb ik gezien”, aldus Harrie. Hij kwam regelmatig bij zijn opa en oma aan de Hooghemertseweg in Gemonde. Toen er bij Operatie Market Garden een glider neerkwam in de buurt van de boerderij ging hij als jong menneke toch even kijken.
Ongevaarlijk was het allemaal niet maar, “ik was jong en kende geen gevaar’, stelt Harrie en vervolgt: “Her en der lagen ongebruikte projectielen van de geallieerden. Ik en mijn broer Wout draaide de dop van zo’n ding. Dat was gevuld met een bos fosforsprieten. Dan trokken we er een paar een eindje uit en met de thuis weggehaalde lucifers staken we dat dan aan. Achter een boom stonden we vervolgens te kijken. Dat gaf metershoge vlammen.” Trots is hij op het zware zakmes dat hij kreeg van de Canadese soldaat Brownie in ruil voor een ei. Hij heeft het zijn hele leven bewaard. Net als alle herinneringen. Die deelt hij nog altijd met veel plezier. Harrie: “Ik vind het belangrijk dat we de Tweede Wereldoorlog niet vergeten, maar blijven herdenken door de verhalen te blijven vertellen. Daar werk ik graag aan mee.”