Verhaal over Marinus van den Broek
BERLICUM – Net als iedereen in Middelrode en Berlicum waren ook Marinus en Dina van den Broek, hun zes jonge kinderen en hun pleegkind Doortje van Lokven, op last van de Duitse bezetter, dinsdag 10 oktober 1944 gedwongen huis en haard in Berlicum te verlaten en elders een veilig heenkomen te zoeken. Er was in beide dorpen veel strijd en er werd hevig gevochten. Net voor de bevrijding sloeg het noodlot toe en werd Marinus in een zoektocht naar eten voor zijn gezin getroffen door een granaat. Hij was op slag dood. Zijn vrouw Dina was zwanger van hun 7e kind.
Duik dieper in het verhaal van Marinus en Dina van den Broek
In 1939 woonden Marinus en Dina van den Broek - van der Pas, aan de Doornhoek B 194. Tegenwoordig is dat Doornhoek 18. Naast Marinus en Dina bestond het gezin uit de 5-jarige Jo, 4-jarige Bert, Willy was een paar maanden oude baby en hun 8-jarige pleegkind Doortje van Lokven. Laatstgenoemde werd na het overlijden van haar moeder door Marinus en Dina met liefde opgenomen in hun gezin. “Mijn opa en oma waren niet de enige die dit deden. Er waren meer gezinnen in Middelrode en Berlicum die een kind opvingen dat door omstandigheden niet thuis kon wonen”, weet Benny van den Broek. Hij is de zoon van Willy die een jaar voor de oorlog geboren werd. In het kader van de 80-jarige bevrijding dook hij in de familiegeschiedenis om aan de hand van gesprekken met zijn vader, overige familieleden en naslagwerk, het verhaal van opa Marinus te vertellen.
Het leven ging zijn gangetje. Marinus werkte bij slagerij van den Oetelaar in Schijndel en Dina had het druk met de kinderen en het huishouden. In mei 1940 viel Duitsland, Nederland binnen. Het slecht bewapende Nederlandse leger bood manmoedig verzet. Op 14 mei werd de historische binnenstad van Rotterdam bijna in zijn geheel vernietigd na een aanval door Duitse bommenwerpers. Honderden inwoners stierven en tienduizenden raakten dakloos. Een dag later capituleerde Nederland. De regering werd opgeheven en met uitzondering van de NSB werden alle politieke partijen verboden. De Oostenrijker Seyss-Inquart werd aangesteld als rijkscommissaris.
Hoewel Nederland in oorlog was, probeerden inwoners van Berlicum om te beginnen zoveel mogelijk ‘gewoon’ door te leven. Er werd gewerkt en kinderen gingen naar de bewaarschool (kleuterschool) of jongens naar de Norbertus- en meisjes naar de Theresiaschool. Met het verstrijken van de tijd werd het normale leven echter steeds moeilijker. Zo legden de Duitsers op enig moment ook beslag op een deel van het woonhuis aan de Doornhoek. Duitse officieren gebruikten dit als vergaderlocatie. Ook eiste de Duitse bezetter steeds meer van de Nederlandse producten voor zichzelf op waardoor alles, zeker voedsel en brandstof, schaarser werd. Producten gingen op rantsoen en het distributiesysteem werd ingevoerd. Daarmee kon bijvoorbeeld met een bonnetje suiker gehaald worden.
Naast zijn werk bij de slagerij probeerde Marinus de eindjes aan elkaar te knopen door ook te werken als beeldengieter bij Bolsius in Schijndel en de verkoop van verf, carboleum en olie. Gedurende deze oorlogsjaren werden er in het gezin nog drie kinderen geboren: Toos, Wies en Henk. Dat zette de teller op zeven kinderen. Op last van de Duitsers moesten inwoners van Middelrode en Berlicum op 10 oktober 1944 evacueren. Beide dorpen moesten ’s middags om 16.00 uur ontruimd zijn. De paniek was groot. Waar moest je heen? Het kanaal, de Zuid-Willemsvaart, richting Schijndel kon niet veilig overgestoken worden en de geallieerden waren al in Heeswijk-Dinther dus ook die richting was afgesloten. Er was geen andere keuze dan richting Rosmalen of ’s-Hertogenbosch te vertrekken. Terwijl de granaten over hen heen vlogen, werd in allerijl zoveel mogelijk verzameld en bepakt en bezakt met volgestouwde karren, krui- en kinderwagens, vertrok iedereen het onbekende tegemoet.
Zo ook het gezin van Marinus. Zij kwamen samen met de familie Pijnenburg en van der Heijden terecht bij de familie Beekmans in Rosmalen. Dat gezin had een grote tuin. Hierin werd door de gezinnen bij aankomst een schuilkelder gemaakt door het graven van een heel groot en zo diep mogelijk gat, waar planken overheen gelegd werden. “Door de vele granaatinslagen was het een wankel onderkomen dat op instorten stond. Tijdens het eten van een spaarzame boterham, knarste het zand tussen hun tanden”, aldus Benny.
Aan beide zijden van het front werd hevig gevochten en de situatie werd met de dag grimmiger. “De Duitsers hadden zich verschanst in Berlicum en voelden de hete adem van de geallieerden steeds zwaarder in hun nek en gedragen zich steeds onrustiger. Elf dagen na hun gedwongen vertrek, op zaterdag 21 oktober, hield iedereen de adem in en wist gevoelsmatig dat er iets stond te gebeuren. Boven de grond leven was op verreweg de meeste plaatsen niet meer mogelijk en er was nauwelijks nog eten en drinken.
Daarom ging Marinus, samen met Frans de Werd en Grard Pijnenburg, op zoek naar eten voor hun gezinnen. Omdat er in het dorp niks te krijgen is en zij weten dat er aan de Loofaert bij de Wamberg aardappels zijn, besluiten zij deze te gaan rooien. Het was levensgevaarlijk, maar er werd honger geleden. “De zakken waren al zo vol dat mijn opa de zijne dicht wilde binden toen ze een granaat hoorde aankomen. De granaat fladderde en sloeg vlakbij in. Opa werd getroffen en was op slag dood. Frans de Werd was zwaargewond en overleed een paar weken later. Grard Pijnenbrug raakte ook gewond, maar overleefde het uiteindelijk”, verhaalt Benny. Hij voegt toe: “Je kon de bevrijding bijna ruiken toen hij stierf.” De mannen werden naar het terrein van Landgoed Coudewater gebracht.
Een nacht later, van 21 op 22 oktober startte om 02.00 uur ’s nachts het zware trommelvuur van de geallieerde artillerie. “Middelrode en Berlicum stonden in brand. Vanaf de vroege ochtend rukten de geallieerden op. Terwijl die dorpen voor een gedeelte werden bevrijd werd diezelfde dag op 22 oktober 1944, mijn opa provisorisch en tijdelijk begraven op het terrein van Coudewater. Mijn oma was op dat moment zwanger van hun 7e kind. Rien werd in mei 1945 geboren”, memoreert Benny. Na de bevrijding werd opa ten grave gelegd in eigen dorp.
Een paar dagen na de bevrijding kwamen de eerste bewoners weer terug. “Het was een grote puinhoop. Boerderijen waren verbrand en huizen in puin geschoten. Middelrode en Berlicum behoren tot de ergst getroffen dorpen van Brabant. Ook het huis van oma aan de Doornhoek was zwaar beschadigd. “Na een paar dagen opgevangen te zijn in de bloemenwinkel van Zwanenberg kon oma met haar gezin terecht bij de familie van Hedel. In de maanden dat ze daar verbleven werd door familie en bekenden onder andere het kapotgeschoten dak gerepareerd. De nood, maar ook de gemeenschapszin was hoog. Mensen hielpen elkaar zoveel mogelijk vooruit”, stelt Benny.
De hele familie is trots op Marinus die het leven liet op zoek naar eten voor zijn gezin en Dina die er net voor de bevrijding alleen voor kwam te staan met maar liefst acht kinderen, maar toch de kracht vond om er de schouders onder te zetten en het leven opnieuw te omarmen en zin te geven. “Ze sprak bijna nooit over opa en de oorlog. Door haar grote verantwoordelijkheidsgevoel en wilskracht lukte het haar om alle kinderen groot te brengen. Dat deed ze grotendeels zelf, maar ook met hulp van familie en vrienden”, aldus Benny. Dan: “Wat zij deed is een prachtig voorbeeld van moed, doorzettingsvermogen en veerkracht.”