De oorlogsmemoires van Frans Geerts uit Gemonde

GEMONDE – Frans Geerts uit Gemonde was een jonge knaap toen de 2e wereldoorlog uitbrak en hij in 1941 als 18-jarige boerenzoon te werk werd gesteld in Duitsland. Na geruime tijd kwam hij op verlof thuis, dook onder en werd actief in het verzet. Wat hij in die jaren meemaakte was bepalend voor zijn leven. Decennia later zette hij alles op schrift. Dat samen met alle officiële documenten die bewaard zijn gebleven en gesprekken die hij voerde met zijn kinderen, vertelt het verhaal van verzetsman Frans Geerts uit Gemonde.

Verhaal van verzetsstrijder Frans Geerts

Mijn vader heeft bijgedragen aan de bevrijding

Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak bestond het gezin Geerts uit vader, moeder, twee dochters en twee zonen. Omdat oudste zoon Harrie op de boerderij aan de Boomstraat moest helpen, was het logisch dat toen er een oproep kwam voor de Arbeitseinsatz in Duitsland, jongste zoon Frans daar de aangewezen persoon voor was. “Mijn vader is in 1923 geboren. Hij was dus pas 18 jaar oud toen hij tewerkgesteld werd in Duitsland bij een boer in Wesel. Hij had het er niet slecht. Op enig moment werd hij echter overgeplaatst naar een andere boer in Dämmerwald. De zonen van die man vochten aan het Oostfront. Een was er al gesneuveld en de andere vermist. Daarom had die boer een enorme hekel aan mijn vader en behandelde hij hem slecht. Mijn vader sliep in een oude kelder en kreeg weinig te eten. Doordat hij de koeien melkte zorgde hij zelf dat hij voldoende binnen kreeg”, vertelt Henk.

Nadat Frans op enig moment met verlof naar huis mocht dook hij onder. Uiteraard kon hij niet thuisblijven aan de Boomstraat. De Grüne Polizei kwam regelmatig op huisbezoek om te checken of hij daar was. De ‘groene politie’ was een afdeling van de Nederlandse politie die onder gezag van de Duitsers stonden en verantwoordelijk waren voor handhaving van de openbare rust, orde en veiligheid. Er stonden zware straffen op het ontduiken van de Arbeidseinzats. Om niemand in gevaar te brengen sliep hij nooit bij mensen thuis maar bracht her en der buiten de nacht door in Gemonde en naaste omgeving. Als onderduiker maakt Frans kennis met mensen uit het verzet. “In Gemonde zaten meer onderduikers. Mijn vader bracht hen namens het verzet bonkaarten. Die bonnen waren nodig om eten te krijgen. Hij was altijd bang om opgepakt en afgevoerd te worden. Soms werd heel Gemonde uitgekamd op zoek naar onderduikers. Het waren hele spannende en zware tijden”, zegt Henk. Iedereen voelde in die dagen, letterlijk op zijn klompen aan, dat de oorlog veranderde en op zijn eind liep. Er vlogen steeds meer Engelse en Amerikaanse bommenwerpers over. Dat ging niet altijd goed. “Mijn vader kreeg een nóg grotere hekel aan de bezetters nadat hij zag hoe een bommenwerper in de lucht geraakt werd en in brand vloog. De soldaten die er met een parachute uitsprongen werden vanaf de grond door de Duitsers in de lucht doodgeschoten. Daarop besloot hij nog méér te gaan doen voor het verzet”, meldt Henk.

Tijdens Operatie Market Garden in september 1944 kwamen er ontelbare Dakota vliegtuigen over die zweefvliegtuigen voorttrokken. Zij vlogen niet zo hoog en waren een gemakkelijk doelwit voor de Duitsers. In Gemonde kwamen talloze gliders neer. Een kwam neer op de Schoonberg in Gemonde. De militairen die erin zaten werden onder de hoede genomen van verzetsman Dorus de Bie die hen lopend terug wilde brengen naar de eigen troepen richting Sint-Oedenrode en daarbij in een vuurgevecht raakte met de Duitsers. Dezelfde dag kwam er ook een glider terecht op den Doolhof. Hierin zaten 8 militairen. “Zij werden door Gerrit en zijn zoon Toon Smits midden in de bossen verstopt in een droge sloot aan de Gasthuiskamp. Om hen goed te kunnen verbergen en beter te beschermen werd die sloot door hen een stuk dieper gemaakt met uitstulpingen aan de zijkant”, weet Henk. Hij voegt toe: “Na de oorlog is die sloot opgezocht en kon je dat allemaal nog goed zien.”

De nalatenschap van Frans laat lezen dat de Duitsers furieus waren over de verdwenen bemanning. Het neergehaalde vliegtuig werd ondersteboven gekeerd en in brand gestoken. Als vergelding werd ook het huis van de familie van Eindhoven en de schuur van Janus Geerts, beiden in de van de Boomstraat, in brand geschoten.

Er was ook een glider neergekomen op de Langenberg. Onderduiker Kees de Laat zag deze neerkomen en besloot, net als boer Martin van der Linden die in de buurt een boerderij had, om polshoogte te nemen. De bemanning bestond uit drie Amerikaanse soldaten en een piloot. “Eigenlijk waren ze met vijf. Een was er echter al doodgeschoten in de lucht. Boer Martin verstopte de mannen in een schuur op zijn erf. Nadat de Duitsers daar na een paar dagen een kanon opstelden werd dat echter te riskant. Via de ondergrondse tamtam werd besloten dat de vier Amerikanen ondergebracht zouden worden in de sloot aan de Gasthuiskamp. Frans en Gerrit waren betrokken bij de oversteek. “Ze moesten de Schijndelsedijk over. Door druk verkeer van Duitsers ging dat niet over de weg. Toen hebben ze de oversteek gemaakt via een ondergrondse duiker. Mijn vader vertelde altijd dat een van die Amerikanen zo dik was dat hij er alleen met het nodige duw en trekwerk doorheen kon komen”, lacht Henk. Een en ander speelde zich af in de spertijd. “Tussen 20.00 uur ’s avonds en 06.00 uur ’s morgens mocht je niet buiten zijn. Als je dat wel was en je kon je niet kenbaar maken, werd gelijk het vuur geopend”, meldt Henk.

De overtocht lukte. Zodoende zaten er dus 12 Amerikanen in de verdiepte sloot verstopt. Die moesten worden voorzien van eten en drinken. Dat deden om te beginnen Gerrit en Toon Smits. Het was echter linke soep en genoemden woonden zo dichtbij de sloot dat bij ontdekking de link naar hen zo gemaakt was. Daarom werd Frans door pater Alfons van Kasteel Stapelen in Boxtel gevraagd om het brengen van eten en drinken over te nemen. Geen gemakkelijke klus want er was nauwelijks iets. De Duitse keuken- en voorraadwagen die bij zijn ouders voor de deur stond bracht uitkomst. Henk lacht: “Mijn oma wist de deur te forceren en stal eten van de Duitsers. Via andere verzetsmensen kwam het bij Frans die het vervolgens naar de Amerikanen bracht. ”De memoires van Frans laten lezen dat als hij in de nachtelijke uren op pad ging en er bijna was, hij een vooraf met de Amerikanen afgesproken deuntje floot. Als de kust veilig was werd het door hen beantwoord met een kort fluitsignaal. Op enig moment was het echter foute boel. Henk: “Mijn vader werd betrapt en beschoten. Terwijl hij zich in een sloot liet vallen werd al het struikgewas boven hem weggemaaid door kogels. Naast eten had hij onder zijn jas ook een kan hete koffie bij. Tijdens het vallen ging deze open en liep mijn vader brandwonden op. Ondanks dat vonden de Duitsers hem niet en hij wist toch de Amerikanen te bereiken. Hij bleef de hele nacht bij hen maar was gelijk ook een paar dagen uitgeschakeld. Toon Smits heeft het toen weer even overgenomen”.

Gedurende tweeëneenhalve week werden de Amerikanen verzorgd tót er een ‘waterzucht’ kreeg en dusdanig ziek werd dat het wederom nodig was om in actie te komen. Via geheime contacten werd Dokter Romme uit Sint-Michielsgestel benaderd. Hij adviseerde om de zieke Amerikaan naar Gasthuis Lidwina in Schijndel te brengen.  Omdat het gasthuis door zowel de geallieerden als de Duitsers niet onder vuur werd genomen was het een veilige plek. Daarom werd besloten om er de hele groep Amerikanen onder te brengen. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. “Eerst moest er kleding worden verzameld. Zelfs vogelverschrikkers werden uitgekleed”, lacht Henk. Gelachen werd er niet toen de groep dwars door de Duitse linies richting Schijndel vertrok. “Dat deden ze met Bert van Oorschot en paard en wagen in groepjes van vier waarop een vlag van het rodekruis hing en een bord dat ze aan tuberculose leden. De ‘zieke’ lag boven op een koffer met munitie, revolvers en handgranaten. Frans maar ook Gerrit begeleidde om beurten een groep. In het handgeschreven epistel van Frans worden hachelijke momenten beschreven waarop het gezelschap door de Duitsers tot staan werd gebracht, maar uiteindelijk toch weer verder mocht. “Omdat er zo gevochten werd, waren er veel mensen op de vlucht naar veiliger oord. Het was druk op straat. Daarom hadden de Duitsers geen tijd om iedereen te controleren en ze waren als de dood voor besmettelijke ziektes”, aldus Henk.

Bij Lidwina stonden de zusters klaar om de groep op te vangen. Eenmaal binnen stuitte de groep op vier Duitse soldaten. Deze werden door de Amerikanen krijgsgevangen gemaakt en samen met hen in een kamer verstopt. Toen Frans een dag later op visite ging in Lidwina om te informeren hoe het de groep verging stuitte hij op een hooggeplaatste Duitser die op zoek was naar zijn verdwenen officieren en Frans een geweer op de borst zette. Met handgebaren maakte Frans duidelijk dat hij huismeester was en van niets wist. De Duitsers trokken daarop tierend verder door het ziekenhuis, gooiden zaken ondersteboven en forceerden sloten. Een zuster met een baby op de arm liet de Duitsers weten dat zij op de kraamafdeling waren. Uit respect daarvoor vertrokken ze uiteindelijk onverrichter zake. Dit alles speelde zich af net voor het einde van de bevrijding van Schijndel en Gemonde. Bijna alle in Lidwina verborgen Amerikanen overleefden de oorlog. “Alleen Nickolas Marucas niet. Hij sneuvelde tijdens gevechten in de buurt van Nijmegen. Hij werd begraven in Molenhoek en later herbegraven in Margraten. Hij werd slechts 19 jaar oud en betaalde de hoogste prijs voor onze vrijheid”, verhaalt Henk.

Voor zijn verzetswerk werd Frans diverse malen onderscheiden. Zo kreeg hij het Koninklijke verzetsherdenkingskruis, het Croix du combattent de L’Europe en het Belgische verzetskruis. Ook kreeg hij namens de president van Amerika een door generaal Dwight Eisenhower ondertekende Presidential letter of gratitude. Samen met een groep verzetsmensen maakte hij in 1978 een reis naar Amerika waar zij door toenmalig president Jimmy Carter ontvangen werden op het Witte Huis.  

Frans was nog altijd een jonge gast toen de oorlog ten einde kwam. Wat hij zag en meemaakte, tekende hem echter voor het leven. Henk: “Hij heeft het altijd als een rugzak met zich meegedragen. Hij sprak er openlijk met ons over. Enkele decennia na de oorlog is hij alles van zich af gaan schrijven. Dit verhaal kan ik vertellen aan de hand van wat hij schreef en ons vertelde.” Dan trots: “Mijn vader heeft bijgedragen aan de bevrijding.”

Ga terug naar de algemene pagina over 80 jaar bevrijding.